Cornelis Albert is op 23 mei 1920 op de Emmakade in Leeuwarden geboren als eerste zoon uit het huwelijk van Albert Molenaar (graanhandelaar) en Baukje Sieperda (maatschappelijk werkster). De tweede zoon Bauco is de inmiddels wijlen vader van ondergetekende.
Cor ontpopte zich tot een gevoelige jongen, terwijl zijn jongere broer Bauco meer een wildebras was. Hij kon erg goed leren; de enige onvoldoende die hij haalde was voor sport. Cor zat als klein jongetje al graag mee te luisteren naar de gesprekken van de volwassenen. Kleine potjes hebben grote oren was op hem zeker van toepassing. Hij prentte veel in zijn hoofd en kon tot op hoge leeftijd herinneringen gedetailleerd reproduceren.
Cor kreeg van zijn tante Marie de liefde voor muziek mee (zang en pianospel). Hij hield van klassiek in tegenstelling tot broer Bauco die tot zijn ergernis jazz en kroegliedjes speelde op de piano thuis. Op de tennisclub en dansles waren jonge dames genoeg. Cor was onderhoudend voor de dames, maar toonde zich meer aangetrokken tot mannen. Helaas leefde hij in een tijdperk dat homoseksualiteit taboe was en hij vertelde me dat hij aanvankelijk dacht dat hij aan een ziekte leed, omdat daar zo over werd geschreven. Een vaste relatie heeft hij niet gehad in zijn leven, behalve de symbiotische met zijn moeder.
Ik vond een knipsel in het handschrift van Cor:
Drie oudere vrouwen waren belangrijk in zijn leven. Ik noemde al zijn moeder. Na de dood van zijn vader in 1971 heeft hij voor haar gezorgd tot de hoge leeftijd van 93 jaar. Hij woonde op loopafstand van zijn moeder in Leeuwarden. Ook had hij een sterke band met zijn muzikale ongetrouwde tante Marie. Hij heeft haar begeleid naar Zuid Afrika om familie te bezoeken. Nadien verzorgde hij haar tot haar sterfbed. Dan was er tante Jet (nicht van vaders zijde), die haar kind verloor toen Cor werd geboren. Tante Jet woonde in Genua en zong in de opera. Cor zocht haar vele malen op. (Genua was in die tijd nog een havenstad voor de schepen naar Nederlands Indië).
STUDENTENTIJD
Op zijn 18e haalde hij het eindexamen aan het Stedelijk Gymnasium van Leeuwarden en vertrok daarna naar Leiden om theologie te studeren. Hij voelde zich onder de Leidse studenten als een vis in het water. Hij kon zijn intellectuele scherpzinnigheid verder ontwikkelen. WO II brak aan. Hij was getuige van de invasie, zag parachutisten landen bij Valkenburg en Rotterdam in brand staan door de Duitse bombardementen. Hij wist zijn kandidaatsexamen nog te behalen voordat de universiteit van Leiden in november 1941 werd gesloten.
Hij vervolgde zijn studie theologie in Groningen, hetgeen betekende dat hij de loyaliteitsverklaring had ondertekend. Qua studie voelde hij zich minder op zijn plaats in Groningen dan in het vrijzinnige Leiden. In Groningen studeerde hij onder het gezag van een man die streng in de leer was. Het betrof Hajtema die volger was van Karl Barth. Cor werd lid van het andere kamp: de vrijzinnig hervormde kerk. Cor ging een discussie niet uit de weg, welbespraakt als hij was; scherpzinnig, vrijzinnig en eigenzinnigheid kenmerkten hem. Na de oorlog kreeg hij sancties opgelegd vanwege de loyaliteitsverklaring. Hij mocht een bepaalde tijd geen examens doen, wel colleges volgen.
PASTORALE TIJD/JUTLAND
Cor was op het eind van de oorlog en na de oorlog hulppredikant op diverse plaatsen in Friesland en zelfs op Vlieland. In de naoorlogse winter ging hij werken als kinderpastor voor de Deense humanitaire organisatie Red Barnet (Red het Kind). Honderden Nederlandse kinderen waren naar pleeggezinnen in Jutland gestuurd om gezondheidsredenen. Cor heeft diverse vriendschappen gesloten met Deense families. Hij leerde de Deense taal en is in de loop van zijn leven vele malen terug geweest. De liefde voor Scandinavië bracht hem er toe om in 1948 de Scandinavische Contact Club Fryslân mee op te richten. Hij is zeer actief geweest met lezingen geven en 6 jaar voorzitterschap (1983-’89), waarbij hij het 40 jarig jubileum ervoer als hoogtepunt. In 1997 werd hij benoemd tot erelid.
POST PASTORAAL
Cor is uiteindelijk geen beëdigd predikant geworden. Maar hoe voorzag hij dan in zijn levensonderhoud? Van zijn vader leerde hij veel over financiën en het is hem gelukt met goed beleggen en zuinig leven onafhankelijk te zijn van anderen, ook van de staatsuitkeringen.
Cor heeft zijn gespaarde kapitaal in een Molenaar-Sieperda stichting gestopt met als doel medische- en humanitaire doeleinden te kunnen financieren.
Multum non multa was zijn lijfspreuk. Het gaat om de kwaliteit, niet om de kwantiteit.